-
1 forfeit
n. verbeuren; verbeurde, boete, pand; pand verbeuren--------v. het verbeurde, boete; verbeurdforfeit1[ fo:fit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het verbeurde ⇒ boete, straf♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 divorce was the forfeit he had to pay • echtscheiding was de prijs die hij moest betalenplay (at) forfeits • pandverbeuren————————forfeit21 verbeurd♦voorbeelden:————————forfeit3〈 werkwoord〉1 verbeuren ⇒ verspelen, verbeurd verklaren
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский